Culturele diversiteit en
interculturele communicatie

W. Shadid

Verschenen in: Veghel, H. van (red.) (2002):
Waarden onder de meetlat: Het Europese waardenonderzoek
in discussie.  Damon b.v., Budel. pp. 
© Niets uit dit artikel mag worden overgenomen of openbaar gemaakt
zonder  verwijzing naar de auteur en duidelijke bronvermelding

Voor een pdf-versie van dit artikel, klik hier


Inleiding
Door allerlei factoren zoals de snelheid van de moderne communicatiemiddelen, de mogelijkheden die de media en het internet bieden, en de toegenomen migratie in de laatste decennia, zijn de kansen op interculturele contacten sterk toegenomen. Om de begrijpelijkheid en voorspelbaarheid van gedrag in zulke contactsituaties te verhogen, richten wetenschappers hun aandacht op het zoeken naar overeenkomsten en verschillen tussen wereldculturen via het maken van interculturele vergelijkingen. In ditzelfde kader wordt sinds het begin van de jaren tachtig een periodiek grootschalig waardenonderzoek in Europa gehouden.
Intercultureel vergelijkend onderzoek is geen nieuw verschijnsel. Vele disciplines, zoals de antropologie, de (sociale) psychologie, de sociologie, de linguïstiek en de communicatie-wetenschappen, hebben van oudsher ruime aandacht geschonken aan de wijze waarop en de mate waarin allerlei culturen van elkaar verschillen. In eerste instantie was deze aandacht hoofdzakelijk wetenschappelijk van aard. Daarna is deze verschoven in de richting van het verschaffen van informatie aan reizigers en kortverblijvers om ze voor te bereiden op hun verblijf in den vreemde. Het uitgangspunt daarbij was dat de effectiviteit van de communicatie tussen mensen met verschillende culturele achtergronden voor een belangrijk deel afhankelijk is van de kennis die ze hebben van hun wederzijdse culturen.
Om het geven van adviezen aan mensen die in interculturele contactsituaties terecht komen gemakkelijk te maken delen sommige wetenschappers alle culturen op de wereld in twee categorieën. Hierbij gaat het doorgaans om indelingen als individualistisch tegenover collectivistisch, modern tegenover traditioneel, westers tegenover niet-westers, hoge-context tegenover lage-contextculturen, en schuld- tegenover schaamte-culturen. Dergelijke indelingen kwamen niet alleen in het verleden voor, maar worden nog steeds uitgebreid gebezigd. Sterker nog, men ziet de laatste jaren een wildgroei aan literatuur waarin dergelijke classificaties centraal staan en waarin een casuïstische en welhaast anekdotische aanpak wordt gehanteerd bij het inzichtelijk maken van interculturele communicatie (zie o.a Brislin & Yoshida 1994).
De stelling die in deze bijdrage wordt geponeerd en verdedigd is dat zulke indelingen niet meer zijn dan simplistische en ideaal-typische constructies die de maatschappelijke werkelijkheid in de uiteenlopende culturen op de wereld geweld aandoen, en daardoor een averechtse uitwerking hebben op het verloop van interculturele ontmoetingen (zie ook Shadid 1998).
Een groepscultuur kan hier worden omschreven als het geheel van kennis dat door de leden van een groep in de onderlinge communicatie is geproduceerd en een zekere draagvlak geniet binnen de groep. Het gaat hier onder andere om zaken die te maken hebben met taal, gewoonten, praktijken, rituelen, opvattingen, normen en waarden. Kennis van dergelijke aspecten in een bepaalde cultuur is van wezenlijk belang voor de communicatie met mensen uit die cultuur. Door hierover kennis te verwerven komen mensen te weten hoe ze zich wel of niet dienen te gedragen en hoe ze het gedrag van anderen adequaat kunnen interpreteren en voorspellen. Er dient opgemerkt te worden dat juist in dit interactieproces culturele aspecten worden geproduceerd of gewijzigd. Met andere woorden er bestaat een onlosmakelijke relatie tussen cultuur en communicatie: enerzijds reguleert cultuur het communicatieproces en anderzijds worden door datzelfde proces reeds bestaande aspecten van cultuur veranderd en nieuwe gecreëerd. Door deze onafscheidelijke samenhang stellen sommige auteurs dat ‘cultuur is communicatie’ en ‘communicatie is cultuur’ (vgl. Hall & Hall 1990). Immers, zowel bij cultuur als bij communicatie gaat het om betekenistoekenningen en percepties door leden van specifieke groepen.
De culturele bagage die in interculturele communicatie onontbeerlijk is en in belangrijke mate het wezen daarvan beïnvloedt kan globaal in drie categorieën worden ingedeeld: taal, non-verbale uitingen en normen, waarden, symbolen en gebruiken.
Taalverschillen tussen mensen vormen waarschijnlijk de belangrijkste indicatoren voor het wel of niet typeren van een ontmoeting als intercultureel. Daarbij gaat het in eerste instantie niet om het feit dat communicatiepartners vaak nauwelijks met elkaar kunnen converseren, maar veeleer om de indirecte gevolgen van taal. Zelfs wanneer de interactiepartners een derde taal gebruiken in hun conversatie, blijft het verschil in hun moedertalen een wezenlijke rol spelen bij de ineffectiviteit van hun communicatie. De moedertaal beïnvloedt onder andere de denk- en redeneervaardigheden van mensen, evenals hun communicatiestijlen. Taal en taalvariëteiten zijn bovendien zichtbare indicatoren van identiteit en worden onder andere gebruikt als markeerders van (etnische) groepsgrenzen en daarmee als in- en uitsluitingsmechanismen.
Ook verschillen in de betekenis van non-verbale gedragingen kunnen voor misverstanden zorgen in interculturele communicatie. Zo verschillen culturen met betrekking tot de wijze waarop en de mate waarin bijvoorbeeld gebaren, oogcontact, aanraakgedrag en emotionele gelaatsuitdrukkingen tijdens de communicatie vóórkomen of gewenst zijn. Non-verbale uitingen zijn zo belangrijk dat in de literatuur, wanneer het bijvoorbeeld gaat om aspecten als oogcontact, ruimtelijke afstand en aanraakgedrag, onderscheid wordt gemaakt tussen ‘contact-culturen’ en ‘niet-contact-culturen’.
Culturen verschillen ook met betrekking tot hun normen en waarden, zoals bijvoorbeeld de wijze waarop verdriet en vreugde worden beleefd en hoe met het bovennatuurlijke wordt omgegaan, alsmede met betrekking tot hoe mensen hun omgeving en tijd structureren en percipiëren. In de ene cultuur is het op tijd komen een verplichting, terwijl in een andere cultuur een meer flexibele visie van tijd wordt gehanteerd. Bezig zijn met meer dan één activiteit op hetzelfde tijdstip, wat gebruikelijk is in sommige culturen van Latijns Amerika, wordt bijvoorbeeld in Noord-Amerika beschouwd als een teken van gebrek aan aandacht en onachtzaamheid (vgl. Burgoon 1985, 360 e.v).
Perceptie is het proces waarlangs mensen de zintuiglijke informatie uit hun omgeving selecteren, evalueren en organiseren. Het is cultuurafhankelijk en wordt grotendeels aangeleerd via opvoeding en communicatie (vgl. Oskamp 1991, 20; Porter & Samovar 1991, 14-16). Omdat de variatie aan ervaringen die de leden van een groep in de eigen omgeving kunnen opdoen relatief beperkt is, zullen hun waarnemingen grote overeenkomsten vertonen. Singer is van mening dat hoe groter de overeenkomsten in de waarnemingen van mensen zijn (a) des te frequenter en gemakkelijker hun onderlinge communicatie zal verlopen en (b) des te groter de kans dat ze de overeenkomsten in hun waarnemingen zullen onderkennen en herkennen. Het gemak dat groepsleden ondervinden in hun onderling communicatie, leidt bovendien tot een voortdurende toename van de gelijkvormigheid in hun manier van perceptie, wat op zijn beurt tot meer onderlinge communicatie zal leiden.
Aangezien cultuur het patroon van percepties en concrete gedragingen is dat geaccepteerd wordt door en verwacht wordt binnen een specifieke sociale groep, en aangezien communicatie het gemakkelijkst verloopt tussen personen met vergelijkbare percepties, wordt het waarnemen van groepsverschillen in interculturele contactsituaties gestimuleerd. In het algemeen kan worden gesteld dat de communicatie effectiever zal verlopen naarmate de culturele overeenkomst tussen de communicatiepartners toeneemt. Hetzelfde geldt voor de mate van adequaatheid van hun kennis van de wederzijdse culturen.
Het feit dat perceptie in sterke mate beïnvloedt wordt door de cultuur waarin iemand opgroeit, brengt met zich mee dat mensen met verschillende culturele achtergronden zelfs ook verschillende betekenissen kunnen toekennen aan vergelijkbare objecten om hen heen. Zo zullen in alle culturen een kat, een hond en een olifant waarschijnlijk als zodanig worden herkend en benoemd. De betekenis die daaraan wordt toegekend, zal echter per cultuur verschillen. In sommige culturen is een hond op de eerste plaats een huisdier en een huisgenoot, in andere wordt deze als functioneel beschouwd en ingezet bij bewaking of bij het trekken van karren of sneeuwsledes. In weer andere culturen, zoals de islamitische, wordt datzelfde dier ook wel als functioneel beschouwd, maar krijgt het tegelijkertijd de kwalificatie onrein toegewezen als gevolg van allerlei religieuze regels. Soortgelijke culturele verschillen zijn er ook met betrekking tot de betekenis van abstracte verschijnselen zoals verwantschap, vriendschap, gastvrijheid en moed.
Na deze korte inleiding zal in het onderstaande aandacht worden besteed aan een van de manieren waarop wetenschappers met de culturele verscheidenheid in normen, waarden en gebruiken op de wereld omgaan namelijk de dichotome indeling van wereldculturen.

De dichotome classificatie van wereldculturen
Bij bespreking van de verschillen in normen, waarden en gebruiken die tussen culturen bestaan, volstaan sommige wetenschappers met de vermelding van anekdotische voorbeelden aangaande ad hoc geselecteerde thema’s. Anderen trachten de betreffende verschillen en overeenkomsten meer systematisch uit te werken en door middel van duidelijke categorieën overzichtelijk te presenteren. Zo presenteert Argyle een uitgebreide lijst van terreinen waarop wereldculturen kunnen verschillen en die aanleiding kunnen geven tot problemen in interculturele ontmoetingen. Enkele daarvan zijn de verbale en non-verbale codes, regels en gebruiken met betrekking tot het geven en het ontvangen van cadeaus, eten en drinken, ontvangst van gasten, betekenis en gebruik van tijd, de wijze van kopen en verkopen, de vorm en betekenis van sociale relaties in het algemeen en familierelaties in het bijzonder, de relatie tussen individu en groep, de hiërarchische relatie tussen mensen onderling, drijfveren, prestatiedrang, assertiviteit, openheid, gezichtsverlies en gezichtsbehoud, waarden, concepten en ideologieën (zie Argyle 1991, 34 e.v). Hoewel zulke lijsten voor crosscultureel onderzoek en voor het verschaffen van een globaal inzicht in cultuurverschillen waardevol zijn, blijft de bespreking van de relevant geachte thema’s arbitrair en onvolledig.
Initiatieven voor het systematiseren van cultuurverschillen op de wereld zijn niet nieuw. Van oudsher hebben wetenschappers gezocht naar abstracte classificaties van basisverschillen tussen wereldculturen. Benaderingen die in dit kader kunnen worden genmoed zijn de soicaal-culturele categorieën van Porter en Samovar, de benadering van de waardenoriëntaties van Kluckhohn en Strodtbeck, en de benadering van de culturele variabiliteit van Hofstede. Een andere is de hierboven genoemde dichotome indeling van culturen. In het onderstaande overzicht zal worden ingegaan op de tekortkomingen van zulke benaderingen bij het stroomlijnen van interculturele contacten.
Allereerst zijn dergelijke classificaties slechts karikaturale aanduidingen van deelwaarden van de betreffende culturen die op deze manier verheven worden tot centrale of zelfs tot de enige ordenende principes in de diverse samenlevingen. Een dergelijke aanpak komt in de praktijk neer op een cultuurdeterministische visie op communicatie. De oorzaak van communicatieproblemen die bijvoorbeeld voorkomen tussen autochtone hulpverleners en allochtone cliënten, wordt dan ook hoofdzakelijk gezocht in de cultuur van laatstgenoemden. Andere niet-culturele factoren die het communicatieproces eveneens beïnvloeden en in sommige gevallen zelfs in sterkere mate, zoals de context van de ontmoeting, de communicatieve vaardigheden van de interactiepartners en hun vooroordelen, doeleinden en machtsverhouding, blijven in deze benadering grotendeels onderbelicht. Wanneer de invloed van zulke factoren op het verloop van het communicatieproces echter niet in aanmerking wordt genomen, wordt cultuur ten onrechte verheven tot een onafhankelijke variabele die het gedrag van het individu onder alle omstandigheden determineert. Hierdoor is het gevaar aanwezig dat miscommunicatie ten onrechte meer dan strikt noodzakelijk wordt geculturaliseerd, vooral in een immigratie-situatie. Zo blijkt uit het onderzoek van Lambert naar de opvoedingsstijlen en opvoedingswaarden onder elf verschillende etnische groepen in Amerika dat de sociale klasse van de ouders een veel grotere invloed op hun opvoedingspraktijken heeft dan de etnische afkomst. De waarden die bijvoorbeeld Italiaanse ouders uit de arbeidersklasse gebruiken bij de opvoeding van hun kinderen, meer overeenkomsten vertonen met die van Japanse ouders uit dezelfde klasse dan met die van Italiaanse ouders uit de middenklasse. Hetzelfde geldt ook voor de opvoedingsstijlen van Grieken en Japanners. Lambert stelt in dit verband daarom terecht dat de onderzoeker, alvorens conclusies te trekken over culturele verschillen tussen groepen, eerst de invloed van sociaal-economische variabelen in het onderzoek dient uit te schakelen (vgl. Lambert 1987, 12).
Ten tweede ligt aan de hierboven genoemde dichotome indelingen de foutieve veronderstelling ten grondslag dat de verschillende groepen en individuen binnen eenzelfde categorie van culturen eenzelfde visie hebben op de sociale werkelijkheid. Met andere woorden, westerlingen (Amerikanen, Nederlanders, Duitsers of Fransen) zouden volgens deze redenering een vergelijkbare werkelijkheidsvisie hebben, die bovendien ook op dezelfde wijze verschilt van die van niet-westerlingen, (Japanners, Egyptenaren, Marokkanen en Chilenen).
Het onderzoek van Hofstede heeft echter laten zien dat nationale culturen langs variëren langs de dimensies van groepsgerichtheid, machtsafstand, onzekerheidsvermijding en sekse gerichtheid, en dat de verschillen niet makkelijk regionaal kunnen worden gegroepeerd (zie Hofstede 1994). Ook de bijdrage van Halman en Kerkhofs in dit boek laat zien dat Europa verre van een eenheid vormt. De onderzochte Europese landen zijn eerder een eenheid in verscheidenheid, “zowel wat betreft de contemporaine oriëntaties als wat betreft meer longitudinale ontwikkelingen in opvattingen, houdingen en waardenoriëntaties”.
Ten derde impliceert een dergelijke opvatting tevens ten onrechte dat alle inwoners van een bepaald land, louter op grond van het feit dat ze hetzelfde geografisch gebied bewonen of over dezelfde nationaliteit beschikken, eenzelfde manier van denken, voelen en gedrag zouden hebben ongeacht hun religieuze achtergrond, sekse, klasse of ontwikkelingsniveau. Hoewel deze redenering, gezien de eerder besproken onlosmakelijke relatie tussen cultuur en communicatie, met enige nuancering tot op zekere hoogte kan opgaan, biedt een dichotome indeling toch onvoldoende ruimte voor het begrijpen en het verklaren van gedragsvariaties die zowel binnen als tussen deze landen bestaan.
Bij de interpretatie van de invloed van culturele factoren op het interculturele communicatieproces dient daarom sterk rekening te worden gehouden met het feit dat nationale culturen geen homogene eenheden vormen: ze bestaan uit vele subculturen die duidelijke verschillen vertonen in normen, waarden en gebruiken. In dit verband is het van belang om de conclusie van Singer naar voren te brengen. Hij is van mening dat communicatie tussen verschillende groepen binnen eenzelfde samenleving ook intercultureel van aard kan zijn. Echter, hoe groter het aantal groepen is waarmee iemand zich identificeert, des te kleiner de kans is dat hij in de eigen samenleving in interculturele ontmoetingen betrokken zal zijn. Niettemin zijn sommige intergroepscontacten binnen een land meer intercultureel van aard dan sommige internationale contacten. Dit komt ook overeen met de conclusie van Halman & Kerkhofs in dit boek. Zij stellen dat in “een aantal [Europese] landen de regionale verschillen soms groter zijn dan de verschillen tussen landen”.
Een laatste bezwaar dat ingebracht kan worden tegen een tweedeling van wereldculturen betreft het statische karakter ervan. Het construeren van slechts twee typen culturen op de wereld, waarbij de inhoud van elk type gedurende vele decennia onveranderd blijft, is niet alleen in strijd met het feit dat culturen per definitie dynamisch zijn, maar houdt evenmin rekening met de invloed van interne en externe factoren, zoals ecologische en internationale omstandigheden op de verandering van cultuur in het algemeen. De praktijk laat bovendien zien dat een cultuur die eenmaal ingedeeld is in een van de twee categorieën, door vele auteurs tot in lengte van dagen onwrikbaar tot dat type gerekend blijft worden. Zelfs met betrekking tot de meest traditionele gemeenschappen is een dergelijke indeling hoogstens alleen tijdelijk hanteerbaar. Het feit dat bijvoorbeeld Japan sedert decennia onder het collectivistische cultuurtype geplaatst blijft, impliceert ten onrechte dat de economische ontwikkeling die dat land de laatste vijftig jaar heeft meegemaakt, inclusief urbanisatie, internationale contacten en handel, weinig invloed heeft gehad op zijn cultuur.
De hierboven genoemde bezwaren worden de laatste jaren in toenemende mate door onderzoek bevestigd. Niettemin blijven vele interculturele specialisten hun heil zoeken in publicaties waarin dichotome classificaties worden gepresenteerd. Zij worden, ondanks het besef dat deze werkwijze het gevaar van generalisaties en foutieve interpretaties met zich meebrengt, waarschijnlijk aangetrokken door het simplistische karakter van deze classificaties of door de exotische culturele verklaringen die in zulke publicaties worden gegeven voor het gedrag van hun cliënten.
Bij de bestudering van interculturele communicatie dient verder niet alleen rekening te worden gehouden met culturele verschillen, maar moeten ook culturele overeenkomsten niet uit het oog te worden verloren. Zo vertonen wereldculturen met name overeenkomsten wanneer het gaat om zaken als het recht van anderen op leven, om privé-eigendom en een eigen territorium. Hetzelfde geldt voor de regulering van sociale relaties met directe verwanten. Overeenkomsten tussen een aantal culturen werden ook aangetoond in het onderzoek van Argyle en anderen. Zij hebben laten zien dat in de onderzochte culturen (Italië, Hong-Kong, Japan en Groot Brittannië) vier regels als belangrijk werden beschouwd: (1) respect voor privacy, (2) het aankijken van de gesprekspartner tijdens het gesprek, (3) het niet openbaar maken van vertrouwelijke informatie en (4) het niet publiekelijk bekritiseren van anderen (geciteerd in Hartley 1993, 98).
Het overmatig benadrukken van culturele verschillen of van onverenigbaarheid van culturen, zoals de westerse en de islamitische, mist niet alleen realiteitszin maar kan er op den duur toe leiden dat een harmonieus naast elkaar leven in nationaal en internationaal verband onmogelijk wordt gemaakt. Eibl-Eibesfeldt stelt in dit verband daarom terecht dat het benadrukken van de universaliteit van bepaalde gedragingen en culturele uitingen geenszins betekent dat men geen oog zou hebben voor culturele diversiteit. Echter, om van deze diversiteit te genieten en er de angel van etnocentrisme uit te trekken, is het noodzakelijk het gevoel van eenheid in verscheidenheid te koesteren en voordeel te trekken van onze overgeërfde culturele programma’s (vgl. Eibl-Eibesfeldt 1979, 30). In deze stellingname ligt impliciet de boodschap besloten dat de verschillende culturele groepen op de wereld meer met elkaar gemeen hebben dan men op het eerste gezicht zou denken. Miscommunicatie tussen hen kan daarom eerder het gevolg zijn van negatieve wederzijdse beeldvorming dan van objectief vaststelbare culturele verschillen onderling.
N.B. Voor recente discussies over de multiculturele samenleving zie (Shadid: 2008).

Literatuur
Argyle, M. (1991): Intercultural communication. In: L.A. Samovar & R.E. Porter (eds.): Intercultural communication. A reader. Belmont: Wadsworth Publishing Company, pp. 32-45.
Brislin, R. & T. Yoshida (eds.) (1994): Improving intercultural interactions. Modules for cross-cultural training programs. London: Sage Publications.
Burgoon, J.K. (1985): Nonverbal signals. In: M.L. Knapp & G.R. Miller (eds.): Handbook of interpersonal communication. Beverley Hills, California: Sage Publications, pp. 345-390.
Eibl-Eibesfeldt, I. (1979): Universals in human expressive behavior. In: A. Wolfsgang (ed.): Nonverbal behavior. Applications and cultural implications. New York: Academic Press, pp. 17-30.
Hartley, P. (1993): Interpersonal communication. London: Routledge.
Hofstede, G. (1994): Allemaal andersdenkenden. Omgaan met cultuurverschillen. Amsterdam: Contact.
Kluckhohn, F.R. & F.L. Strodtbeck (1961): Variations in value orientations. New York: Row, Peterson & Company.
Lambert, W.E. (1987): The fate of old-country values in a new land: A crosscultural study of child reasoning. Canadian Psychologist, vol. 28, pp. 9-20.
Oskamp, S. (1991): Attitudes and opinions. New Jersey: Prentice Hall.
Porter, R.E. & L.A. Samovar (1991): Basic principles of intercultural communication. In: L.A. Samovar & R.E. Porter (eds.): Intercultural communication. A reader. Belmont: Wadsworth Publishing Company, pp. 5-21.
Shadid, W. (2008): De multiculturele samenleving in crisis. Essays over het integratiedebat in Nederland. Gigaboek, Heerhugowaard, ISBN: 9789085481690.
Shadid, W.A. Grondslagen van interculturele communicatie. Studieveld en werkterrein. Bohn Stafleu Van loghum, Houten, 1998.
Singer, M.R. (1976): Culture: a perceptual approach. In: L.A. Samovar & R.E. Porter (eds.): Intercultural communication. A reader. Belmont: Wadsworth Publishing Company, pp. 110-118.

Prof. Dr. W. Shadid is hoogleraar in de Interculturele Communicatie en verbonden aan de universiteiten van Tilburg en Leiden.